
Het Mocho-Choshuenco-massief in Zuid-Chili (afb: WikiMedia Commons)
Volgens onderzoek zouden vulkanen actiever worden doordat het ijs dat ze bedekt steeds sneller wegsmelt. De resultaten van dat onderzoek werden gepresenteerd op een congres in Praag. De onderzoekers bestudeerden zes met ijs bedekte vulkanen in Zuid-Chili. De resultaten zouden geldig kunnen zijn voor alle met ijs bedekte vulkanen zoals op Antarctica en daarmee ook belangrijk worden voor de klimaatontwikkeling.
Het verband tussen verdwijnend ijs op vulkanen zou al in de jaren ’70 zijn vastgesteld in IJsland, maar dit zou een van de eerste studies zijn die dit fenomeen in continentale vulkanische systemen heeft onderzocht. De bevindingen kunnen wetenschappers helpen vulkanische activiteit in met gletsjers bedekte gebieden beter te begrijpen en te voorspellen.
De onderzoekers gebruikten argondatering en kristalanalyse bij zes vulkanen in Zuid-Chili, waaronder de nu nog slapende Mocho-Choshuenco-vulkaan, om te onderzoeken hoe de opmars en terugtrekking van de Patagonische ijskap het vulkanische gedrag in het verleden heeft beïnvloed.
Door eerdere uitbarstingen nauwkeurig te dateren en kristallen in uitgebarsten gesteenten te analyseren, konden de onderzoekers volgen hoe het gewicht en de druk van gletsjerijs de eigenschappen van magma onder de grond hebben beïnvloed. Ze ontdekten dat tijdens het hoogtepunt van de laatste ijstijd (ongeveer 26 000 tot 18 000 jaar geleden) een dikke ijslaag het volume van de uitbarstingen onderdrukte en grote hoeveelheid silicarijk magma (vloeibaar gesteente) zich 10 tot 15 kilometer onder het aardoppervlak ophoopte.
Toen de ijskap aan het einde van de laatste ijstijd snel smolt, zorgde het plotselinge gewichtsverlies ervoor dat de korst ontspande en de gassen in het magma uitzetten. Deze drukopbouw veroorzaakte explosieve vulkaanuitbarstingen vanuit het diepe reservoir, waardoor de vulkaan ontstond.
Pablo Moreno-Yaeger van de Universiteit van Wisconsin-Madison die het onderzoek op de Goldschmidt-conferentie presenteerde (het artikel was al begin juni berschenen): “Gletsjers hebben de neiging om het volume van uitbarstingen van de vulkanen eronder te onderdrukken. Naarmate gletsjers zich terugtrekken als gevolg van klimaatverandering, zouden volgens onze bevindingen deze vulkanen vaker en explosiever uitbarsten.”
Gletsjerlaag
“De belangrijkste voorwaarde voor verhoogde explosiviteit is dat er aanvankelijk een zeer dikke gletsjerlaag over een magmakamer ligt en het keerpunt is wanneer deze gletsjers zich beginnen terug te trekken en de druk afneemt, wat momenteel gebeurt op onder meer Antarctica. Ons onderzoek geeft aan dat dit fenomeen niet beperkt is tot IJsland, waar verhoogde vulkanische activiteit is waargenomen, maar ook op Antarctica zou kunnen voorkomen. Andere continentale gebieden, zoals delen van Noord-Amerika, Nieuw-Zeeland en Rusland, verdienen nu ook meer wetenschappelijke aandacht.”
Hoewel de vulkanische reactie op het smelten van gletsjers geologisch gezien vrijwel onmiddellijk plaatsvindt, is het proces van veranderingen in het magmasysteem geleidelijk en duurt eeuwen, waardoor er nog tijd is voor meting en vroegtijdige waarschuwing voor komende uitbarstingen, stellen de onderzoekers.
Volgens hen kan de verhoogde vulkanische activiteit wereldwijde gevolgen voor het klimaat hebben. Op de korte termijn komen er bij uitbarstingen aerosolen (kleine deeltjes in de atmosfeer) vrij die de planeet tijdelijk kunnen afkoelen. Dit werd waargenomen na de uitbarsting van de Pinatubo op de Filipijnen in 1991, waarbij de wereldwijde temperatuur met ongeveer 0,5°C daalde, maar bij verschillende uitbarstingen keren de afkoelende effecten om.
“Na verloop van tijd kan het cumulatieve effect van verschillende uitbarstingen bijdragen aan de opwarming van de aarde op de lange termijn door de opbouw van broeikasgassen”, stelt Moreno-Yaeger. “Dat creëert een positieve terugkoppeling, waarbij smeltende gletsjers uitbarstingen veroorzaken en de uitbarstingen op hun beurt kunnen bijdragen aan verdere opwarming en het smelten van de gletsjers.”
Bron: phys.org