Het Europees Parlement heeft woensdag 24 april ingestemd met de ‘gecoördineerde terugtrekking’ van de Europese Unie uit het omstreden internationale energiehandvestverdrag, dat als te beschermend wordt beschouwd voor investeringen in fossiele brandstoffen. Al tien lidstaten, waaronder Nederland, hebben al aangekondigd het verdrag op te zeggen.
De plenaire vergadering van het Europarlement in Straatsburg gaf met grote meerderheid het groene licht voor die ’terugtocht’. Landen die dat willen zijn vrij om verdragspartner te blijven. Dat was de wens van Hongarije, Slowakije, Malta en Cyprus. Volgens de Europese Commissie is het verdrag onverenigbaar met de Europese klimaatambities.
Het verdrag werd in 1994 gesloten om garanties te bieden aan investeerders in de landen van Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie. Zo’n vijftig landen ondertekenden dat verdrag. Dat biedt bedrijven de mogelijkheid bij een apart arbitragehof schadevergoeding te eisen als die zich door overheden van die landen benadeeld voelen.
Fikse boete Italië
Belangrijke gebeurtenis in de zaak was de veroordeling van dat hof van Italië in 2022. Dat land moest het bedrijf Rockhopper 240 miljoen euro betalen omdat dat land geweigerd had dat bedrijf een winningsvergunning te verlenen.
Daarna is geprobeerd de verdragstekst aan te passen, zodat investeringen in de winning van fossiele brandstoffen op den duur buiten de regeling zouden vallen, maar de onderhandelingen daarover sleepten zich voort zodat eind 2022, onder meer, de EU-landen Frankrijk, Spanje, Nederland, Duitsland, Luxemburg en Polen het verdrag opzegden. Italië was al eerder uit het verdrag gestapt. Het Verenigd Koninkrijk besloot op 22 februari het verdrag gedag te zeggen.
Bron: Le Monde