Vissen migreren naar koelere delen opwarmende oceanen

Krill

Krill is voedsel voor verschillende walsvissoorten (afb: WikiMedia Commons)

De opwarming van de oceanen, die een belangrijk deel van de overwarmte opnemen veroorzaakt door broeikasgassen, heeft grote gevolgen voor zijn bewoners. Sedert 1955 is de gemiddelde (oppervlakte)temperatuur van die gigantische watermassa van 1,4 miljard km3 zo’n 0,6°C hoger geworden. Dat lijkt marginaal, maar heeft er al voor gezorgd dat veel vissen naar koelere wateren verkassen, vaak honderden kilometers naar het noorden (of zuiden, op het zuidelijk halfrond). Smeltend ijs zorgt er ook voor dat krill (een verzamelnaam voor kleine garnaalachtigen die voor veel zeebewoners als voedsel dienen) hun voedingsbronnen (algen die groeien aan de onderkant van ijsschotsen) kwijtraken.
Die opwarming is overigens niet overal gelijk. De Zuidelijk Oceaan blijkt een groot deel  (driekwart) van de overwarmte  te hebben opgenomen. Als water warmer wordt dan blijft er ook minder zuurstof in opgelost. Sedert 1960 zou de zuurstofconcentratie met 2% zijn afgenomen. Dat is minstens zo’n belangrijke reden om naar noorden of zuiden te verkassen als de opwarming. Zeebewoners hebben het wat dat betreft wat makkelijker dan landbewoners. Landbewoners hebben dan weer andere mogelijkheden om zich aan de opwarming te onttrekken door, bijvoorbeeld, naar boven te trekken of naar schaduwrijkere omgeving. Het blijkt dan ook dat dierlijk zeeleven meer last heeft van de aardopwarming dan dierlijk landleven.
Een ander element van opwarming is dat ook de stofwisseling versnelt. Dat kost de dieren energie die ze nergens anders voor kunnen gebruiken, dus ook niet voor paring of zorg voor hun nageslacht. Dat zou ook een oorzaak kunnen zijn van de achteruitgang van de visstand.

Kabeljauw

Kabeljauw is een vrij goed onderzochte (en graag gevangen) vissoort. In het zuiden van de Noordzee is het voor die vis al te warm. De kabeljauw heeft om te paaien in de winter lage temperaturen nodig die niet meer in de Noordzee gevonden worden. Dus verdwijnen die roofvissen hier en worden steeds vaker gezien in de buurt van Spitsbergen.
Ook makrelen hebben hun paaigebieden honderden kilometers naar het noorden verplaatst. Tien jaar geleden bewoonden ze nog een gebied dat liep van de breedte van de Golf van Biskaje tot die van Ierland. Tegenwoordig zijn makrelen vooral te vinden tussen de breedte van Schotland en die van IJsland. In de vrijgekomen gebieden komen uit warmere gebieden vissen als gestreepte en rode mul en zeebaars.

Kortom die relatief geringe verhoging van de oceaantemperatuur heeft grote gevolgen voor het zeeleven en de vooruitzichten zijn niet vrolijk, want als de oceaantemperatuur nog verder stijgt zullen het koele noorden of zuiden voor koelteminnende vissen er niet meer zijn, wat het einde van de soort zal betekenen. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat de mens erg opschiet met het ’temmen’ van de klimaatverandering (tot zijn eigen schade).

Bron: bdw

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *