In 1972 verscheen het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome dat waarschuwde voor de gevolgen van onbelemmerde groei van economie en wereldbevolking. Dat rapport heeft geleid tot veel discussie en, met name in Europa en de VS, veel milieuwetgeving, maar de harde boodschap (Grondstofvoorraden zijn eindig) werd al snel vergeten. Nu vijftig jaar later worden we keihard met de neus op de sedertdien ontkende feiten gedrukt. Inmiddels is de wereldbevolking meer dan verdubbeld (van 3,8 naar ongeveer 8 miljard) en rijden er op de wereld zo’n 1,4 miljard auto’s rond (het toppunt van energie- en grondstofverspilling). In 1972 zouden dat er ongeveer 300 miljoen zijn geweest. Ondanks alle klimaatretoriek doen we nog steeds of onze neus bloedt…
Het rapport sloeg in als een bom. In Nederland werden er zo’n kwartmiljoen exemplaren van verkocht. Het was een van de eerste keren dat er rekenmodellen waren gebruikt om te berekenen hoe de toekomst er uit zou kunnen zien als de dingen zich ontwikkelden zoals die zich voordeden.
In wetenschappelijke kring werd het rapport niet echt omarmd. Het vooraanstaande wetenschappelijke blad Nature had het over “weer een snuifje doemsdag”. Het was vloeken in de kerk, ook die van de wetenschap, dat ‘normale’ zaken als mijnbouw, staalproductie en de winning van olie en gas onherstelbare schade zouden kunnen veroorzaken. Er werd vervuild, konden ook wetenschappers niet erkennen, maar die was te repareren. Jaren later werd er nog lacherig verwezen naar de niet uitgekomen voorspellingen in het rapport.
De gehanteerde methode met rekenmodellen werd gewantrouwd. Er zou wel een oplossing komen. Bioloog Solly Zuckerman, destijds regeringsraadgever in het Verenigd Koninkrijk, zei: “Wat computers ook zouden kunnen zeggen over de toekomst, er is niets in het verleden dat het geloofwaardig maakt dat de menselijke vindingrijkheid geen oplossing voor problemen zou kunnen vinden.” Dat grote geloof in technologische oplossingen speelt ons nog steeds parten.
Hoe skeptisch het rapport ook werd ontvangen het had wel degelijk gevolgen. Van het rapport werden wereldwijd meer dan 30 miljoen exemplaren verkocht. Ook in 1972 werd het milieuprogramma van de VN opgericht en in vele landen kwam de milieuwetgeving en -handhaving op gang. Probleem is alleen dat die milieubezoedeling en natuurvernieling geëxporteerd is door de rijkere landen naar de minder bedeelde landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika.
Het heeft een tijdje geduurd, maar nu zijn de geleerden het er bijna allemaal over eens dat menselijke activiteiten onherstelbare schade kunnen aanrichten. Over de oplossingen is minder eensgezindheid. Wat moeten we aan met een economie die voortdurend vraagt om groei? Die onenigheid is allesbehalve goed voor de actiebereid de klimaatverandering te lijf te gaan. Het is opmerkelijk dat het blad Nature nu (pas) aandringt om het debat tussen wetenschappers te staken en zich te richten op de grote doelen om een katastrofale vernietiging te voorkomen.
Groei
Er zijn nog steeds wetenschappers die denken dat economische groei mogelijk is zonder de planeet en alles wat daarop leeft te schaden. Ze hebben dan over het ‘loskoppelen’ van de groei en de uitstoot van broeikasgassen door, onder meer, een versnelde invoering van hernieuwbare energie. Een andere beweging stelt dat groei schadelijk is voor de planeet en al wat op deze planeet leeft.
Het grote probleem is dat de economie louter in geldtermen wordt gezien. Economie is wat we met zijn allen verdienen en uitgeven. We praten dan over het bruto-nationaalprodukt (BNP). Als er geen geld aan te pas komt dan telt het niet. Dat is, dunkt mij, een totale verwrongen voorstelling van de werkelijkheid. Om een voorbeeld te geven. Als ik een schilder inhuur om mijn huis te schilderen, dan telt dat op bij de ‘economie’. Schilder ik mijn huis zelf dan tellen alleen de aanschaf van de kwasten en de verf bij de ‘economie’. Vervuiling is ook niet iets dat je van de ‘economische’ prestatie aftrekt, maar er bij optelt. Reinigingsbedrijven en afvalverwerkers schragen de wat we ‘economie’ zijn gaan noemen. Ooit op school heb ik geleerd dat economie gaat over verdeling van schaarste, maar daar heeft de ‘economie’ zolas die allerwegen gehanteerd wordt weinig mee te maken.
Vorige week bracht de wereldgezondheidsorganisatie een rapport uit waarin gesteld wordt dat als overheden zich niet zo zouden blindstaren op het BNP, dat ze dan meer moeite zouden doen om zorg voor elke burger betaalbaar te houden. Gezondheidskosten zouden niet op dezelfde manier bijdragen aan het BNP als, bijvoorbeeld, militaire uitgaven, stellen de opstellers onder leiding van econome Mariana Mazzucato
Nature vindt dat de ‘groeiers’ en de ‘anti-groeiers’ meer met elkaar dan tegen elkaar moeten praten. Een ding is pertinent zeker: zaken op aarde zijn eindig. Grondstofvoorraden kunnen uitputten. De flexibiliteit van wat ons nog rest aan natuur heeft zijn grenzen evenals de capaciteit om voedsel te verbouwen van een nog steeds groeiende wereldbevolking. Ook zeker is dat Natures oproep nogal erg laat komt.
Onder veel meer zou iets aan het (kapitalistische) economische model moeten worden gedaan dat vrijwel overal in de wereld wordt gehanteerd. Het BNP, zeker zoals dat wordt gemeten, is niet de ‘economie’, de staatshuishoudkunde. De VN schijnt te werken aan een nieuwe manier om het BNP te meten. Hoe brengen we daar aspecten in als duurzaamheid en welbevinden is? Dat is mooi, maar of we daar veel mee opschieten valt te betwijfelen (betwijfel ik=as in ieder geval). We moeten haast maken, onze tijd raakt op, concludeert Nature dan ook (vijftig jaar na dato).
Bron: Nature